The Circle of Life
8 augustus 2011
En, grootouders had ik zat! Aan moeders kant had ik een biologische oma en haar jarenlange vriend “Opa Peter” (mijn echte opa is in het na-oorlogse Berlijn tijdens de heropbouw van de stad op een landmijn terecht gekomen tijdens wegwerkzaamheden toen mijn mama 5 was, zo ergens in ‘52. Decennia lang was oma alleen, tot ze eind jaren ’70 Peter leerde kennen met wie ze samen was tot aan zijn dood.)
In Oostenrijk had ik 2 paar grootouders zitten, te danken aan het feit dat papa zijn ouders gescheiden zijn toen hij een jaar of 6 was. Oma is 2x hertrouwd (jawel, ze had er in totaal 2 scheidingen opzitten toen ze haar laatste man leerde kennen, die ik als “opa” gans mijn leven gekend heb). Papa’s vader is na zijn scheiding een 2de maal getrouwd met een andere “oma”, de enige van de bende van 6 grootouders die ik gekend heb die nu nog leeft. Want, de afgelopen 6 jaar heb ik al mijn biologische grootouders weten sterven. Mama’s moeder en papa’s vader vorig jaar nog.
Nu mijn mama aan het aftellen is besef ik dat ik mijn grootouders amper gekend heb. Wij zijn opgegroeid in België en zagen hen ongeveer 1x/jaar, als wij ben hen op bezoek gingen of zij bij ons, wat de laatste jààààààren amper nog gebeurde. Ik heb mijn grootouders sinds ik zelf kinderen heb, pakweg de laatste 10 jaar, dan ook maar een keer of 2-3 meer gezien. De afstand was te groot en de behoefte om met een auto vol kinderen er naartoe te rijden was er eigenlijk niet.
Ook mijn moeder besefte dat en wilde voor haar eigen kleinkinderen – 6 ondertussen – een “andere” oma zijn, dan hetgeen wij gehad hebben. Ze wilde dingen met hen ondernemen, een “zotte oma” zijn bij wie ze terecht konden, een oma waar ze konden logeren en die hen dingen zou vertellen over lang vervlogen tijden. Dat is ook één van de redenen dat mijn ouders in Hasselt zijn komen wonen 6 jaar geleden, ook al speelde haar achteruit gaande gezondheid ook in de verhuis mee: ze wilde dichter bij haar kinderen wonen, om ons toe te laten haar in geval van hospitalisatie toch te kunnen bezoeken.
Laatst hadden we het – zoals wel vaker – over het dood-gaan en dat ik voor haar wens dat de Dood haar snel komt halen, zodat er eindelijk een einde komt aan haar lijdensweg, maar dat ik dat egoïstischerwijze liever toch niet al te vroeg wil zien gebeuren. “Je bent toch al groot en hebt me niet meer nodig”, zei ze. Maar, ongeacht mijn leeftijd blijft het mijn mama en wíl ik haar gewoon niet afgeven. Toen pinkte ze een traantje weg, vertellend over haar kleinkinderen, voor wie ze zooooo graag méér wilde zijn. Haar taak als ouder ziet ze dus als geslaagd, maar – in haar ogen – heeft ze als grootmoeder gefaald, doordat de ziekte teveel beslag heeft gelegd op haar zijn en wezen. Onzin natuurlijk! Ze is – in die korte tijd dat mijn kinderen haar bij zich gehad hebben – een fantastische oma geweest. Zeker in vergelijking tot de grootouders-op-afstand die wij gehad hebben en waar we enkel een uitgesproken genetische band mee hadden en in veel mindere mate een emotionele. O.K., ik lijk fysiek sterk op mijn grootmoeder langs vaders kant en misschien lijk ik – als enige gescheiden familielid – karakterieel ook wel wat op haar, maar heb ik haar écht gekend?
Ja, ik heb heel veel mooie herinneringen aan al mijn grootouders: het piepkleine appartementje waar oma schnitzels stond te bakken als we na een lange reis bij hen thuis aankwamen, de liefdevol samengestelde pakjes uit Duitsland die we van mama’s moeder kregen voor onze verjaardagen en met kerst en Pasen, de frambozen en de grote notenboom bij papa’s vader thuis en de geur van versgebakken notengebak. Want, laat dat duidelijk zijn: met de grootouders an sich was er niks mis, maar de afstand belemmerde een emotionele band. En, ja, ook de voorgeschiedenis van mijn ouders en grootouders zat er allicht voor iets tussen dat andere kleinkinderen (uit de nieuwe huwelijken van mijn grootouders bvb.) die dichterbij woonden toch een streepje voor hadden. Want, ik heb slechts 1 “volwaardige” oom (broer van mama), de rest – toch wel 3 stuks – zijn halfbroers van mijn vader, ontstaan uit harmonieuzere én blijvende huwelijken, zodat hij als enige zoon uit dat eerdere korte huwelijk eerder een herinnering was aan een ver verleden, dan dat hij hun oogappel was. Nu ja, dit allemaal uit de doeken doen, brengt ons naar de jaren ’40 en doet er nu niet meer toe, wegens dood en begraven.
De laatste oma is nu dus een dik jaar geleden gestorven, mama’s moeder. En, zijzelf zal dit jaar volgen. De volgorde klopt dus wel, want mama was zo bang dat ze voor haar dementerende moeder zou sterven en dat deze laatste niet zou beseffen wat er gebeurd was. De volgorde is dus prima, maar de timing niet. Mijn moeder had verdomme nog 20 jaar mogen meegaan, voor mij, mijn zus en onze kinderen. Ze verdiende het om te bewijzen dat zij een zotte oma kon zijn, net zoals ze een zotte mama voor ons was… voordat de kanker zich meester maakte, 18 jaar geleden. Zelf heeft ze gedaan wat ze kon, gevochten, gestreden, zich verzet en volhard in het blijven leven. Maar, de kracht is er niet meer, alles is op.
Mijn kinderen zullen het dus de komende jaren moeten stellen met de goede herinneringen en de verhalen die ik hen vertel over hun super-oma, terwijl ook ik moet verderleven met het gebrek aan grootouders en het moet stellen met de verhalen die me vroeger verteld werden, omdat er op papa na niemand meer gaat overschieten om me die verhalen te vertellen…
Weldra ben ik dus (samen met mijn zusje) een halfwees, die al haar zorgen en liefde gaat storten op haar eigen kroost en haar overgebleven vader (net zoals mijn zusje) en die later een zotte oma wil zijn voor haar kleinkinderen en nu een zotte mama wil zijn voor haar eigen kroost…