dinsdag 9 juni 2009

“Fuck de vlinders!”


Sinds een aantal dagen laat de vraag me niet meer los in hoeverre je verliefdheid en liefde los van elkaar kan zien.
Verliefdheid is – dat weten we allemaal – een chemisch proces, dat na verloop van tijd weer verdwijnt en uiteindelijk plaats maakt voor alles of niets: liefde of het besef dat er net géén liefde uit voortgekomen is. Ik heb onderstaand geposte samenvatting van de studie van Helen Fisher erbij gehaald, gezien chemie nooit echt mijn sterkste vak was. Liefde was dat schijnbaar ook niet, zo blijkt nu al jaren, maanden, weken en dagen.


Neen, ik ben geen chemicus, noch ben ik een ondernemend ontdekkingsreiziger die onbekende terreinen wil verkennen. Zoveel exploratiedrang bezit ik niet, die spanning en sensatie hoeft voor mij niet, toch niet op lange termijn. Maar, wat verliefdheid betreft is het toch wel zo dat de chemische vlinders me doen verlangen naar het willen ontdekken van hun houdbaarheidsduur en ook naar het “wat daarna”. Ik wil ervaren wat het is om wederzijdse vlinders een kans te geven, te zweven op fenylethylamine en adrenaline om dan te zien of er een wederzijdse aanmaak van oxytocine uit volgt, de partnerlijm die instaat voor het hechtingsproces tussen 2 mensen.


Dat verliefdheid een basisbehoefte is die net zo krachtig is als honger en dorst en die je niet kunt negeren en bovendien verslavend werkt heb ik al mogen/moeten ondervinden. Ik wil de vlinders consumeren, me door hen laten meedragen, ze zo sterk voelen dat honger en dorst slechts bijkomstige behoeften lijken. Maar, nogmaals, niet omwille van de sensatie van het moment, niet omwille van de spanning van de verliefdheid an sich. Gezien de tijdelijkheid en de beperkte houdbaarheidsduur van verliefdheid is het echt wel het “wat daarna” wat me het meeste intrigeert.


Eigenlijk zou ik gewoon in dit leven willen weten of er iemand bestaat die in staat is, na verliefdheid, als de vlinders rustig in de zon op een bloem heen en weer wiegen en wachten op hun dood, van mij te houden en ik van hem. Ik wil het volledige proces leren kennen. De rups van het eerste kennismaken, die in een cocon rijpt tot vriendschap, engagement en gemeenschappelijke perspectieven en uiteindelijk een wondermooie vlinder baart die 2 mensen meevoert die het volste vertrouwen hebben in de draagkracht van de vlinder, en die als hij afsterft niet dood is, maar de herinnering van zijn levenscyclus in stand houdt omwille van de schoonheid ervan.


Maar, schijnbaar is met het indijken van rook-, drank- , drugs- en andere verslavingen in onze maatschappij, ook de bereidheid tot blootstelling aan de minst schadelijke verslaving van allemaal sterk afgenomen, althans binnen de leeftijds- en ervaringsgroep waarin ik me bevind. Is men dan zo bang voor de vlinders, bang om zich over te geven aan de verslaving van een behoefte die even onontbeerlijk is als eten en drinken? Of, is het eerder de angst voor het “wat daarna”, de schrik dat de partnerlijm niet pakt, dat de oxytocines zich niet aan hun scheidkundige belofte houden?

Is het niet zonde om “fuck de vlinders” als oplossing op te hangen en zo jezelf in een situatie te duwen waarin allesonthoudend ascetisme of plat opportunisme de enige manieren zijn om de kans op een verslaving zoveel mogelijk te vermijden?


Ik vind van wel… en wil dus nog steeds weten wat de afloop is van het chemisch proces en hoe sterk de lijm der oxytocines op termijn kan zijn als de mooie vlinder gestorven is. Noem me dus gerust verslaafd... Niet zomaar op eender wie, uiteraard ;-)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten