donderdag 17 februari 2011

Minding my own business

Daklozen in Hasselt… Ze zijn allicht met niet zovelen als pakweg in Brussel of Antwerpen. En, ze zijn ook minder “zichtbaar” aanwezig. Maar, ze zijn er. Ze storen niemand, bedelen niet, vallen geen passanten lastig en zitten er gewoon te zitten…

Zelf kom ik niet zo frequent in de binnenstad, maar tijdens de eindejaarsperiode zag ik ze aan de uitgang van de parkeergarage, uit de gure winterwind, aan de trappen, tegen de etalage van de Wibra gezeten. Ze waren met 4-5 man.

En, ja, ik moet er eerlijk in zijn: ik zag hen… maar toch ook weer niet. Want, staren, dat doe je niet. Omdat het onbeleefd is en ook omdat het te confronterend is van te kijken én te zien. Het is comfortabeler om je hoofd af te wenden, strak voor je uit te kijken en langs hen heen te lopen “minding your own business”, in dat geval kerstshoppen voor mijn 4 kinderen. Ze hebben me allicht ook gezien… een uur later, volgepakt met zware winkelzakken, kleurige kerstpakjes zeulen en langs hen heen terug naar de parkeergarage afdalen.

Wat zij niet zien is dat ik er ook een heel moeilijke tijd heb opzitten. Neen, ik mag niet klagen, heb steeds een (veel te duur) dak boven m’n hoofd gehad, ook al stond de schimmel er op de muren en tochtte het er zo fel dat ik 2 winters geleden een gans maandloon verstookt heb om mijn kinderen warm te houden. Maar, die tijd is voorbij voor mij. En, op zich waren de financiële problemen, die me op dat moment wakker hielden peanuts vergeleken met het leven dat sommige van deze mensen er al hebben opzitten. Ik had het geluk van bij vrienden en familie wat geld te kunnen lenen, als er aan het einde van mijn loon nog een stuk maand over was en de frigo leger dan leeg was. Ik ben er dus uiteindelijk uitgeraakt, uit de put. En, kan ondertussen in mijn eentje een schuldenvrij leven leiden en zie het allemaal best wel zitten.

Gisteren dan, één van de eerste zonovergoten middagen met behoorlijk aangename lenteachtige temperaturen, moest ik nog eens de stad in, cadeautjes kopen voor een kinderfeestje waar mijn 4 jongens zaterdag naartoe gaan. Ze – de Hasseltse daklozen – waren ondertussen ook verkast van hun windvrije schuilplaats aan de trappen naar het nabijgelegen plein en zaten op een bankje in het zonnetje te praten. Behoorlijk luid, dat wel. Ik kon er dus niet aan doen dat ik bij het langshaasten (gezien mijn middagpauze al een beetje overschreden was) gespreksflarden oppikte. Neen, ook nu keek ik hen niet aan. Een vrouw die bij het voornamelijk mannelijk gezelschap zat had het over het feit dat ze graag een pintje drinkt. Maar, dat ze eten en haar sigaretten toch wel belangrijker vindt. En, dat als het eens niet lukte, ze dan wel de pintjes liet staan om zich van eten en wat sigaretten te voorzien. Een behoorlijk verantwoorde keuze, die toch wel tegen het cliché indruist dat daklozen hun laatste cent aan de drank geven. De drank verzacht en verdooft allicht, maar de basisbehoefte eten en het genot van een sigaretje (een behoefte die ik als roker volledig kan begrijpen) staan toch bovenaan het verlanglijstje.

Het doet me denken aan die keer, nu alweer enkele jaren geleden, toen er iemand aan de deur belde. Een vrij jonge man, nog geen 40, die me beleefd vroeg of ik iets te eten had, gezien hij zonder zat. Ik liet hem binnen, gaf hem een kop koffie en vroeg hem of hij in de mogelijkheid was eten op te warmen. Hij zag er drugsverslaafd uit, vertelde me dat hij door zijn vriendin buitengegooid was en nu tijdelijk bij ene kameraad een onderkomen had gevonden. Ik gaf hem een pakje miracoli-spaghetti mee, een pak eierwafels en wat koekjes, gezien ikzelf amper wat in huis had. Ik zag hem een jaar later nog eens van deur tot deur gaan, in een andere wijk. En, een jaar of 2 geleden kwam ie nog eens thuis in de buurt “zijn ronde” doen. Hij was enorm afgevallen en ook niet meer in de mogelijkheid eten op te warmen, zat dus op straat. Ik gaf hem mee wat ik missen kon. Hij bedankte vriendelijk en zei dat ie zich me nog herinnerde van enkele jaren terug, toen ik nog in dat andere huis woonde. Sinds toen heb ik’m niet meer gezien.

Sinds gisteren spookt het door mijn hoofd dat ik me bij een volgende ontmoeting met het kliekje daklozen in de binnenstad misschien eens moet ontdoen van mijn blindheid, me er (gewapend met enkele blikjes bier, een zak koffiekoeken en een pak sigaretten) misschien eens moet gaan bijzetten, op hun bankje. Om een praatje te maken, te zien en te horen wie ze zijn, wat ze zijn en waarom ze zijn. De confrontatie is allicht moeilijker dan het negeren, maar ik denk dat ik het toch eens ga doen… Bij een volgende gelegenheid.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten