dinsdag 22 november 2011




Als je de kranten leest (bij voorkeur niet ’s morgens vroeg op een nuchtere maag, maar eerder als voormiddagbreak met een stuk lekkere Hasseltse speculaas erbij… Ja, het is bijna Sinterklaas), dan word je alles behalve vrolijk.

Kommer en kwel, wereldspanningen, Europese crisissen, inlandse politieke impasses en meer van die deprimerende berichten maken dat het moeilijk is om vrolijk en optimistisch te blijven. Gelukkig zorgt de klimatologische verandering en de opwarming van de aarde voor enkele lichtpunten, die deze tijd van het jaar toch wel extra gesmaakt worden: opkomende zon bij het vertrek naar het werk, blauwe lucht en zon overdag en best wel aangename temperaturen en ’s avonds een gloedrode hemel als de zon het weer eens voor bekeken houdt.

Ik denk veel aan mijn moeder, heel veel. Want, in alles wat ik doe of niet doe, hoor ik haar advies of zie ik haar gezicht, nu eens lachend, dan weer kritisch met een sarcastisch-ironische ondertoon. En, zo nu en dan loop ik ook eens langs het kerkhof. Ik kan moeilijk anders, gezien ik degene in onze familie ben die op 5 minuutjes wandelafstand van het kerkhof woont en er meermaals per dag langsrij.

We hebben thans geen “kerkhoftraditie”, gezien mijn ouders als enigen van hun respectievelijke families in het verre België zijn gaan wonen en we dus niemand in Belgische grond hebben “steken”, althans tot recent. Héél anders voor degenen die onder de kerktoren geboren en gebleven zijn, die al wat grootouders, ooms of tantes op het kerkhof hebben liggen en de Allerheiligentraditie jaarlijks ondergaan, inclusief de boekweitpannenkoeken met spek en siroop, van Vrolingen allicht. Drie weken geleden was het dan voor mij ook de allereerste Allerheiligen die geen gewone extra verlofdag was waarop ik leuke dingen kon plannen, maar een dag die in het teken van ons recent verlies stond. Papa kwam eten, de kinderen waren thuis en mijn zus en haar gezinnetje kwamen langs om samen naar het kerkhof te gaan. Zij had de week ervoor het graf proper aangeplant. Meer was er nog niet te doen, met een voorlopig kruis en nog geen boordsteen. Enkele dagen voor Allerheiligen ben ik ook nog eens geweest om iets persoonlijks te gaan brengen en toch ook eens een moment "met haar alleen" te hebben, zonder kinderen of familie om me heen.


Op Allerheiligen zelf, een bijzonder zonnige dag, straalden de chrysanten als lichtbollen van de andere graven af en het was er druk… héél druk. Als mieren krioelden de mensen tussen de graven, links en rechts werd een babbeltje gedaan, gezien stomweg IEDEREEN die dag op het kerkhof was. Rare ervaring om te gaan socializen op het kerkhof.

Ondertussen was het voor mij alweer 3 weken geleden dat ik er nog gepasseerd ben, zodat ik zondag (wederom een stralende dag) besloten heb toch gauw even te gaan, voorzien van enkele kaarsen en een plastic ruiker rozen, die ik van mijn geestelijk beperkte kameraad-aan-huis “nonkel Hubert” aan mama moest bezorgen (“Da’s het minste wat ik kan doen”, snikte hij, een kolos van een man met een peperkoeken hart). De parking van het kerkhof was leeg en al gauw bleek dat ik de enige levende ziel was die op dat reusachtige domein ronddwaalde. MP3-spelertje uit de handtas gevist en opgezet waar ik een week eerder tijdens de zwemles van de kinderen gestopt was: “Tears in Heaven” blijkbaar. Toeval of niet?



Ik wandelde naar de achterste uithoek van het kerkhof richting mama, zette de kaarsen op hun plaats, stak ze aan... en tegelijk ook een sigaret. Ondanks het feit dat ze zelf rookte zou ze allicht toch wel bedenkelijk gefronst hebben, gezien zij nog van het pre-rookverbod-tijdperk dateert en er “in haar tijd” binnenskamers, op restaurant en in het café gerookt werd, maar absoluut niet op straat! Tja, tijden veranderen… Nu rook je nergens meer, behalve op straat of buiten, open en bloot.

Eén rij verder was er plots nog een levende ziel aangekomen, een oudere man, eind 80, een nette beige pet op het hoofd, op z’n zondags. Hij stond christelijk eervol aan een graf, draaide zich om naar de aanpalende boom en viste uit de takken een flesje water dat hij er allicht altijd paraat heeft liggen om de bloemen te gieten. Het flesje ging hij dan weer bijvullen in de achterste hoek aan de kraan, langzaam schrijdend tussen de rijen graven. Ik was blij dat ik er niet meer alleen was en rookte verder mijn sigaretje op, terwijl ik naar mama’s fonkelende kaarsen keek en naar de plantjes die schemerden in het zonlicht. Plots hoorde ik van over de kerkhofmuren, vanop een dakterras een guitig klein meisje van een jaar of 5 naar beden kwetteren: “Menéééééééééér, gaat gij naar het kerkhof?” en ze huppelde verder het terras over. De man bevestigde en ging met zijn vers gevuld waterflesje terug aan het graf staan, een neerwaartse eerbiedige blik naar zijn vrouw, die 85 geworden was en 2 jaar geleden overleden is.

Ondanks het vertederende beeld van die man kan ik het niet helpen dat ik jaloers ben… jaloers op die vrouw in dat graf. Die vrouw die 85 jaar is mogen worden en die man die in zijn eind 80’s nog steeds mobiel genoeg is om haar geregeld te bezoeken… op het kerkhof.

Van mezelf weet ik al zeker dat ik geen al te frequent kerkhofbezoeker zal worden. Eens om de 2 weken volstaat. Want, echt vrolijk word je er niet van en tot rust komen doe ik er ook niet echt, ook al is het wandelen op het kerkhof op een zonnige weekenddag best wel aangenaam. De gedachte dat ze daar ligt, onder mijn voeten, onder het vers gezaaide kiemende gras, één wordend met de aarde die haar omringt… (Ik hoef er geen tekening bij te maken dat dat nu eenmaal geen leuke gedachten zijn en dat de mindpics die ik er krijg zo ver af staan van de persoon die ze was en die ik me wil blijven herinneren.)

Ik zie ze liever in de kleine “spooky” dingen. Want, dat had ze ons beloofd, dat ze zou komen spoken. En, ja, soms heb ik de indruk dat ze het stilaan begint te beheersen als ze ons weer eens attent wil maken op haar aanwezigheid. De dag voor de begrafenis, na het groeten, zaten we (mijn vader, mama’s broer en zijn vrouw en enkele vrienden van mijn ouders) bij mijn ouders thuis in het “partykot” dat achter de garage ligt, toen ik naar het huis ging, naar de keuken, op zoek naar een tandenstoker (ik had de week voor mama’s overlijden een kies laten trekken en de wond was niet gehecht, wat best wel vervelend was met momenten). Ik trok wat kasten open, toen plots een potje kaneel naar beneden donderde en in 1000 splinters op de grond kapot sprong. Ik haalde de stofzuiger, poetste het op en draaide me om, toen ik een glaasje met tandenstokers op een bijzettafeltje in de keuken zag staan. Ja, op dat moment heb ik haar luidop gezegd dat ze het spoken nog wat meer diende te verfijnen en dat er subtielere manieren zijn… En, zo zijn er nog dingen gebeurd bij mijn vader, zowel als bij mijn zus. Dingen die niet altijd even verklaarbaar zijn en waarvan wij willen geloven dat zij het is, gewoon omdat die gedachte zoveel fijner is, dan een logische verklaring voor waar te nemen…

Mijn moeder is dit weekend 2 maanden dood en ze is gestorven in de wetenschap dat mijn job die ik al 14 jaar heb geen gevaar loopt en ik “safe” zit. Griekenland was nog niet failliet, Berlusconi nog niet afgezet en de rest van de wereld leek zich langzaamaan te herstellen na de bankencrisis van 2 jaar geleden. We hadden wel nog geen regering, maar die hebben we nu ook nog niet en dat leek haar eigenlijk weinig te deren, ook al vond ze die poppenkast soms wel behoorlijk lachwekkend. 2 Maanden later ziet de wereld er alweer een héél pak anders uit… Zo blij dat ze dit niet meer hoeft mee te maken, dat ze zich geen zorgen meer hoeft te maken en dat ze gegaan is in de veronderstelling dat alles in orde was.


En, zelf ben ik benieuwd waar ik binnen 2 maanden sta… Héél benieuwd…

Geen opmerkingen:

Een reactie posten